Jan De Wilde - Een Vrolijk Lentelied

Welcome to the final page of lyrics for Jan De Wilde - Een Vrolijk Lentelied. Here you can do in two ways. First of all you can see Een Vrolijk Lentelied lyrics right on the page. Another way is to download Jan De Wilde Een Vrolijk Lentelied lyrics to your computer and to learn it later. Also, on this page you can see some information about this tab such as band name for Een Vrolijk Lentelied, its tab type, size of file and file format. If you want to find another lyrics for Jan De Wilde, or another types of tabs please, look to the previous page using navigation link. This information will help you to learn your favorite music! Good luck!

File info:

Band name Jan De Wilde
Song name Een Vrolijk Lentelied
Tab type Lyrics
Added 10/24/2009
Size 1.82 kb
File format
Views/Loads 0/0
Rating
Please, enter the code for download:

Wrong code.
Ik sliep in't diepe duister, in't midden van de nacht,
Stond iemand in mijn kamer en zei, je wordt verwacht,
De karavaan staat klaar, kom op en kleed je gauw,
We staan op jou te wachten, ja d'er is nog plaats voor jou.
En toen ik uit mijn huis ging zag ik een groepje staan,
Herkende hun gezichten en wist nog ieders naam,
Het waren oude vrienden die ik nooit meer had ontmoet
En ook mijn jeugdvriendinnen stonden wachtend op de stoep.
Iemand gaf een teken en wij vertrokken toen,
De vrieslucht sneed bijtend door mijn jas van licht katoen
Geen mens was in de straten, er klonk nergens geluid,
Witte vlokken vielen, veegden onze sporen uit.
En weldra lag de stad al heel ver achter ons,
We liepen zwijgend verder langs stilstaande wagons
En verder langs de velden trok de karavaan,
De wijzers op de toren bleven onveranderd staan.
Een kind dat niet kon slapen heeft ons die nacht gezien
En hoe op onze schouders de sneeuw zacht nederviel
En hoe mijn jeugdvriendinnen als zusters dicht bijeen
Mijn liefdesbrieven lazen, lieten vallen in de sneeuw.
Ik keek naar hun gezichten, bekeek ze van dichtbij,
Ze leken zacht en rustig,glimlachenten tegen mij,
Geen droefheid, geen vermoeidheid, de kou deerde hen niet,
Ze liepen zonder aarzelen naar een onbekend gebied.
En plotseling werd ik angstig, al wist ik niet waarom,
En net toen ik wou vragen of ik bij hen blijven kon,
Lieten ze me achter, verdwenen een na een,
Er werd geen woord gesproken, maar iemand knikte zacht van neen.
Mijn liefste kwam mij wekken, ze zei, je sliep zo diep.
Ik wou mijn droom vertellen, ik vond de woorden niet,
Ik vouwde mijn handen voor mijn gelaat
En weende zacht en bitter, om de verdwenen karavaan.